Bloedsuiker bij diabetes
Wat is bloedsuiker (glucose)?
Vanuit chemisch oogpunt is glucose een enkelvoudige suiker. Dit betekent dat het niet verbonden is met andere suikermoleculen. Daarom komt glucose rechtstreeks in de bloedbaan terecht, zonder eerst te worden afgebroken door spijsverteringsenzymen.
Glucose is een belangrijke energieleverancier voor onze lichaamscellen, vooral voor de zenuwcellen. Het hormoon insuline is nodig voor het transport naar de cellen. Dit wordt geproduceerd door de alvleesklier. Alleen zenuwcellen en rode bloedcellen hebben geen insuline nodig om glucose op te nemen.
Diabetes, bloedglucosemeter, insulinespuit en tabletten
Om de bloedglucose te meten, wordt met een fijn lancet een druppel bloed uit de vingertop genomen.
Op welk tijdstip moet de bloedglucosespiegel worden gemeten?
De glucosespiegel moet worden gemeten, vooral als er een acuut vermoeden van diabetes bestaat. Type 1-diabetes kan zich binnen enkele dagen tot weken ontwikkelen en veroorzaakt symptomen zoals veelvuldig urineren, erge dorst, vermoeidheid, gewichtsverlies of algemene lusteloosheid.
Welke bloedglucosewaarden worden als normaal beschouwd?
Bij mensen zonder diabetes bedraagt het glucosegehalte in het bloed bij het vasten minder dan 100 milligram per deciliter of, met andere woorden, minder dan 5,6 millimol per liter. Na het eten stijgt de bloedglucosespiegel gewoonlijk enigszins, maar niet boven 140 milligram per deciliter.
Pas wanneer het bloedglucosegehalte hoger is dan 126 milligram per deciliter bij het vasten of 200 milligram na het eten, spreekt men van diabetes mellitus.
Waarden tussen 100 en 125 mg/dl in de nuchtere toestand kunnen al wijzen op een voorstadium van diabetes type 2. De definitieve diagnose kan worden opgehelderd met een zogenaamde glucosetolerantietest (OGTT).